Bodemleven
alje • 14 maart 2021
In de verte zie ik de boom liggen. De kleinste in zijn familie. De Inermus Gleditsia triacanthos Elegantissima. Die ja. De boom met doornen van een centimeter of drie, steeds in groepjes van drie. Wat nog over is aan wortels van deze door schimmels en zwammen aangetaste en weggevreten boom, is in twee handen te vatten. Voor het verstand is het iets moeilijker te aanvaarden dat deze Christusboom, die zo gezichtsbepalend is geweest voor deze plek, nu uitgestrekt op het grasveld rust. Aan de stam is niet te zien dat de boom ziek was, de wortels vertellen het verhaal van lijden en liefde. De boom als gastheer van de schimmel en de zwam. De boom waarvan eens de zware kroontakken tot doornenkroon werden gemaakt die op het hoofd van Christus werd gedrukt.
Luc vertelt over zijn pijn en die van de boom van de boom. Hij verstaat als geen ander de kunst om zich te vereenzelvigen met zijn natuur. Hij herinnert zich de dag dat hij de boom plantte. Herinneringen komen boven en weigeren te zwijgen. Hij vertelt mij over deze karakteristieke boom met zijn authentieke vorm. Zijn zware kroontakken, die open kroon waardoor er in de zon altijd een prachtig kleurenspel ontstaat. Ontstond. De heerlijke avond aan de stenen tafel, het licht door de boom, die aangename lichte schaduw. De ruzies, de kozingen. De kinderen waren nog kinderen.
Op de plaats waar de Christusboom tot vorige week nog stond, staat nu zijn zusje. Elegant, tweestammig. Maar zonder doornen. Luc vertelt over de moeite die het hem kostte om te aanvaarden dat het leven weg was uit de oude boom. Hij heeft hem nog meer dan een jaar laten staan terwijl de boom zijn levenskrachten al had verloren. Naakt en kaal. Zoals ook wij eens opgaan in een andere vorm. Compost, we zijn niets dan compost. Sterven is een vorm van ontgrenzen en is voor iemand die daar altijd mee moeite heeft gehad en heeft, dat een troostende gedachte.
We lopen over de brug van halve plataanstammen langs de eilandjes die hij hier dertig jaar geleden heeft aangelegd. Een witte eend broedt, meerkoeten bouwen een ingenieus nest, een ganzenpaar sist dreigend als we in hun richting komen. Vader Gans maakt sissende geluiden terwijl hij met zijn kopje bijna evenwijdig aan het water maakt dat hij wegkomt. Moeder Gans kijkt ons verachtend aan en verlaat het donzige takkennest waarin drie eieren liggen. ‘Soms haal ik de eieren er uit’, zegt Luc. ‘Door hun aanwezigheid vermijden andere vogels dit gebied en dat is zonde’. Hij kan het weten. Hij leeft in de natuur. Hij is natuur. Bijna extatisch vertelt hij over beplantingen en de dikke witte wortels van het kweekgras. Over de zaailingen van Ruit en Witte Toorts. Tijdens onze wandeling vertelt hij over de woelratten. Het enige dat ik van Woelratten weet is dat ze dikke gangen graven en dat de partners van Reve Woelratje en Tijgetje heetten. En dat weet Luc weer niet. Het boeit hem ook niet. Het leven dat hij tussen de korrelige grond vind, daarentegen wel. De regenwormen die nog niet dieper zitten dan twintig centimeter, de bruin en geel gekleurde huisslakken die hun huis hebben dicht gemetseld om bevriezing te voorkomen. Zelfs pissebedden komen als openbaringen voorbij. Hij wijst mij op piepkleine naaktslak-eitjes. ‘Kijk dan’, een verlaten molshoop. Momfert mompelt zacht in mij dat hij ook kan overdrijven in zijn lyrische beschrijvingen.
Maar Luc gaat onbegrensd verder over zijn fascinatie voor de natuur die er altijd al was. ‘Als kind had ik het idee dat als ik een plant in de grond zette en met m’n handen aandrukte ik mijn energie doorgaf aan de plant, zodat deze het gemakkelijker zou hebben bij het aangroeien op z’n nieuwe plek, deze band met plant en grond is gebleven.’ Voor hem is het de natuurlijkste zaak van de wereld dat liefde een krachtige, universele energie is die we onophoudelijk ontvangen en uitstralen. Het is de enige energie die er is. De hele natuur is die energie. En als we die niet meer voelen of vertrouwen maar juist blokkeren, ontstaat er angst. Liefde en angst kunnen niet tegelijk bestaan. Als je liefde blokkeert, is angst het waarschuwingsteken dat je lichaam je geeft. Zijn woorden golven als de landschappen en de tuinen die hij ontwerpt, aanlegt. Waarvan hij geniet als die tuinen zich ontwikkelen zoals hij zich dat had voorgesteld. Terwijl hij weet dat hij geen zeggenschap heeft of controle over het uiteindelijke resultaat. ‘Het is niet aan mij om alles te controleren maar wel om te begrijpen. Het is wel aan mij om mij te verwonderen en volop te genieten. Zien hoe zich een knop vormt, een bloem bloeit, een boom groeit en voeding is voor andere schepsels. De natuur beperkt, beschermt, beheerst. Noem het harmonie.’