Blog Layout

worteltjes
duda-wsm • okt. 24, 2022

This is a subtitle for your new post



It all starts somewhere

It all starts with One

Everything comes from something

It all starts with one

It all starts somewwhere

It all starts with one

Nothing comes from nothing

It all starts with one(2x)

 

Iets begint, ( MUZIEK TRÄUMERE) een lijn, raakt los van zijn uitgangspunt, gaat misschien roekeloos ver weg, maar verwijdert zich nooit definitief van zijn oorsprong, zijn wortels: met een zekere regelmaat keert hij op zijn schreden terug, herinnert, terwijl hij zich in nieuwe vormen realiseert, aan het punt waaruit hij vertrekt. (de Evenwichtskunstenaar; Cyril Offermans)

 

De eerste keer dat ik deze zin las, wist ik dat er een diepere betekenis in school, maar die ging mooi aan mij voorbij. Met een zekere regelmaat pakte ik het boek over Paul Klee weer uit de kast en bladerde mij door de vele ezelsoren en koesteringen tot ik dit citaat weer tegenkwam. Je moet zin hebben om de zin te zien. Je moet de zin ergens van inzien om zin te krijgen. ‘Dan maak je maar zin’, bromde mijn vader als ik iets niet wilde doen omdat ik er de zin niet van in zag. Terwijl ik dit opschrijf vraag ik mij af waarom mijn vader opkomt als ik het over de boodschap van Klee wil hebben. Weer staat hij in de hoek.

Een grijsblauwe gestreepte pyjamabroek,

met halfopen gulp, haast op zijn knieën.

Maar hij niet.

Hij verwacht, aanvaardt geen hulp.

Zijn eens krachtige rechterhand

poetst minutenlang tot het schuimt op zijn wang.

Hij kijkt, hij ziet mij? Ziet hij mij?

Zie ik hem, zie ik mij?

Hoe nabij ben ik bij hem

en ik bij hem en mij?

Weet hij dat ik hier voor hem ben?

Waarom is hij dan niet blij?

Met zijn linkerhand weert hij mij af

en zwijgt als het graf.

Zijn spreken stilgelegd,

zijn stem schor van het zwijgen.

Na acht minuten,

toch nog twee geschraapte woorden:

‘Ga maar.’

Een lange reis terug.

Dag Pa. Dag machinist.

Ik hoor zijn hese hijgen

en neem afscheid

van zijn diep gebogen rug.

 

 

Terug. ik zit in een  in een volle coupé in de trein naar het noorden. Het monotone geluid van staal op staal zorgt dat ik snel in sluimerstand zak.  Laat los, laat gaan. Laat los, laat gaan. Laat los, laat gaan. Laat los, laat gaan. Laat los, laat gaan. Kdeng, kdeng, kdeng. Kdeng. Een machinekamer van een schip zou niks voor mij zijn, denk ik nog terwijl ik langzaam wegzweef en er weer bij ben als de trein van spoor wisselt en schokkend uit de rails lijkt te gaan. Heb ik weer.

 

Om die voortdurende herhaling, die corresponderende bewegingen, die tragische maar ook gelukkig makende terugkeer van en naar dat wat was, was het Klee te doen. En ik vind dat ook terug bij mij. Herhaling, regelmaat, ritmische patronen. Zien hoe een knop zich vormt, hoe een boom groeit, hoe een bloem bloeit. Een blik werpen in de smederij van de schepping. Voor Klee ligt daar, in de werkplaats van de natuur, het geheim. En dat vraagt aandacht. Niet te snel oordelen en handelen maar trage vragen stellen. Ons weten wordt gevormd door de aarzelende vraag en zelden door zekerheden. Ik heb mijn vertrouwen in zekerheden verloren. En de trein rijdt ook alweer eens niet op tijd

 

Doch de trein keert altijd terug, traag maar zeker. (Trein der Traagheid; Johan Daisne)

Als ik knikkebollend, nog licht sluimerend wakker word, zie ik dat mijn medereizigers vertrokken zijn. Uitgestapt? Ik zit moederziel alleen in een coupé waar ook nog eens het licht is uitgevallen. En de trein rijdt verder. Waar ben ik? Hoe laat is het in hemelsnaam? In lichte paniek pak ik mijn mobiel en ben gerustgesteld als ik zie dat we niet voorbij mijn eindbestemming zijn gereden. Dat kan natuurlijk ook niet omdat alle sporen daar eindigen. Opluchting maar toch bekruipt mij een onwezenlijk gevoel. Ik kijk naar buiten en herken nagenoeg niks van wat ik zie. Alsof ik alles buiten voor het eerst zie. Ik druk mijn gezicht nog dichter tegen het raam en zie mijn gezicht, zo vertrouwd en toch anders dan anders. Twee ogen, voor het eerst in bijna 40 jaar. Langzaam glijdt een gezicht over mijn gelaat. Een kind van een jaar of negen, een clownsneus. Een ontdooiende glimlach, ik voel mijn mondhoeken omhoog kruipen. Wie ben je?’, vraag ik stil en hij lijkt mijn antwoord niet af te wachten. ‘Ik ben Anders.’ ‘Ik ook’, zeg ik stamelend. Hij knikt terwijl zijn gezicht zacht vervaagt. In de weerkaatsing zie ik weer mijn eigen gezicht, nu met één oog en uit beide ooghoeken een opkomende traan. De trein heeft weer zijn herhalende monotone ritme te pakken. Ik ben bang opnieuw in slaap te vallen en kijk naar buiten terwijl ik van binnen het gedicht lees dat ik voor mijn moeder heb gemaakt en straks voor haar voor haar verjaardag wil zingen.

 

Mijn moeders moeder heette Moeder, de mijne Mamma, later Ma

Al te vroeg is zij gestorven, 44 werd ze maar

 

Huishoud handschoenen, lisol, later bleek in het portiek

een uitgemergeld lichaam, waarom worden moeders ziek?

 

Beelden komen boven, veel geladen met verdriet.

Wat doet ziekte met een moeder? Wat doet een ziekte met een kind

dat ondanks mamma’s ziekte toch een moeder in haar vindt?

 

Een uitgewoond lichaam, waar is nu haar geest

Ik wil je danken lieve mamma. Voor alles wat je deed, je liefdevolle zorgen ,

En het dragen van je leed.

 

Ik kan het gedicht bijna met losse handen en droge ogen voorlezen. Of ik het al droog kan voordragen, weet ik niet.

 

Mijn hart pompt in het ritme van de wielen van de trein. Laat los, laat gaan. Laat los, laat gaan. Geen herkenbare markeringspunten in het landschap, ook niet als we vaart minderen en Leeuwarden naderen. Maar is dit wel de stad van mijn jeugd? Waar ben ik? Waar ben ik aan begonnen? ‘Een goede vraag’, en ik herken de stem van de machinist. ‘Waar je bent? We naderen zo dadelijk station Leeuwarden, tevens eindpunt van deze trein. Denkt u bij het verlaten van de trein aan het meenemen van uw persoonlijke bezittingen. Waar je bent, is duidelijk toch? Maar nogmaals, waar je bent is een vraag van een heel andere orde. Laat ik eerst maar zeggen dat je thuis bent. Dat is het belangrijkste en de rest mag je vergeten.’  

Terug. Precies om 11 over 11 rolt de trein binnen op station Leeuwarden. Perron 4.

Het station is flink veranderd en toch nagenoeg gelijk gebleven. Ik hoop dat dat ook geldt voor de ontmoeting die ik zo dadelijk heb met mijn Moeder in Onder de Luifel. Als jongetje van zes ben ik daar al eens met haar en oude Oma. Beiden met bontjas en bontmuts over hun gepermanente hoofd. We zitten ergens achter in het restaurant en dat is maar goed ook. Er vloeien veel tranen over Opa’s kanker, onbarmhartige lijden en dood en beide vrouwen houden zich niet echt in. Nu zou ik dat mooi vinden, toen begreep ik er niks van en schaamde ik mij dood en als ik kon klokkijken zou ik mijn moeder zeggen dat het tijd was weg te gaan.

 

Terug. Als ik de draad van het verleden oppak, pak ik dan ook de draad van het verlies weer vast? Ik steek het stationsplein over en sta voor de deur van Onder de Luifel. Ik ga naar binnen en twijfel even of de zaak al open is. Ik kijk in het rond en zie dat er toch nog iemand anders aanwezig is. Op het podium zit een oude man aan een tafeltje met trillende handen een boek te lezen terwijl hij ritmisch met een hand op het tafeltje tikt. De man heeft een mooie mijmerende blik. We begroeten elkaar als vanzelfsprekend. ‘Waar bleef je zo lang’, vraagt hij, terwijl hij moeizaam opstaat en zich naar de vleugel beweegt. Hij gaat zitten en ontbloot de toetsen. Even valt alles stil tot zijn vingers zonder trillingen de toetsen strelen. Kinderszenen van Schumann, Träumerei. In de ogen van de Oude Man parelen tranen, mijn hart gaat wagenwijd open. Tranen wellen op. Ook zonder traanbuisjes blijk ik te kunnen huilen.

 

Als het stuk is afgelopen, komt de Oude Man naast mij zitten. ‘Wat fijn dat je je nog laat raken’, en hij vraagt mij wat ik hier kom doen. Ik vertel hem dat ik na zoveel jaar een afspraak met mijn Moeder heb. Ik heb een groot verlangen om haar weer te zien terug te gaan naar de verdwenen levens waaruit mijn leven is voortgekomen. Ik vertel hem over mijn Moeders korte leven, haar Lijden. Een luttele 44 jaar was ze hier, nu is ze daar. Maar waar is daar? Nog voordat ze ouder, grootmoeder, overgrootmoeder mocht worden, was ze al weer vertrokken. Verdwenen in het guurste vuur. Onherroepelijk en onbevattelijk.

 

‘44 is niet veel maar precies genoeg’, spreekt de Oude Man. ‘Dan zou je Moeder vandaag dus 88 zijn geweest, net zo oud als ik. En net zoveel als het aantal toetsen van een piano. Een eindig aantal maar als ze goed bespeeld worden dan ben je zo in de hemel. Vraag maar aan je Moeder als ze dadelijk door de deur komt.’ Ik knik maar ben er even niet meer bij.

 

De strikken van Verdriet laten los. De Oude Man knikt zacht, de Serveerster vraagt of ze verder voor mij nog iets mag betekenen. Ik geef aan dat ik het even niet weet waarop zij vertelt dat dat een goed beginpunt is. Ik dank haar en voel dat iemand mij zacht aanraakt. Ik draai mij zacht om en verdwijn in ogen die mij zo vertrouwd zijn. ‘Lang geleden, hé?’ Tranen. Terug. Thuis? A la recherche du temps perdu. Heb je zin in een worteltje? vraagt ze zacht en open mijn handen. Dank je wel (MUZIEK, ALANNIS THANK U)

 

door duda-wsm 03 apr., 2023
een rondje kunst
door alje 29 jan., 2023
This is a subtitle for your new post
door duda-wsm 01 nov., 2022
This is a subtitle for your new post
Share by: